Deze website maakt gebruik van cookies. Op deze manier kunnen we u een meer gepersonaliseerde dienstverlening bieden. Door het gebruik van deze website gaat u akkoord met het feit dat wij 'cookies' gebruiken. Lees onze privacy policy voor meer informatie over het gebruik van cookies en hoe u deze kunt deleten en blokkeren.
  • Aftrek voor innovatie-inkomsten, een zeer belangrijke stellingname in het voordeel van tal van innovatieve ondernemingen

Aftrek voor innovatie-inkomsten, een zeer belangrijke stellingname in het voordeel van tal van innovatieve ondernemingen

14 februari 2019

Aftrekbaarheid van de kosten voor O&O bij de berekening van de aftrek voor innovatie-inkomsten: als antwoord op de parlementaire vraag van Benoît Dispa, verduidelijkt Minister van Financiën Alexander De Croo de interpretatie van de tekst en behoudt hij de geest van de wet.

Het naderende einde van de overgangsperiode

De invoering van een nieuw regime voor de aftrek voor innovatie-inkomsten op 1 juli 2016 ging gepaard met een overgangsregeling waarbij het oude stelsel voor octrooiaftrek onder bepaalde voorwaarden van toepassing bleef. Op 1 juli 2021 zal de octrooiaftrek volledig verdwijnen en zal alleen de innovatieaftrek van toepassing blijven.

Zie hierover ons uitvoerig artikel:

https://www.bdo.be/nl-be/nieuws/2017/innoveren-in-belgie-met-de-aftrek-innovatie-inkoms

Naarmate deze einddatum nadert, rijzen een aantal vragen over de berekening van de innovatieaftrek na het einde van de overgangsregeling en over de behandeling van uitgaven voor O&O die werden gedaan tijdens de jaren voorafgaand aan de toepassing van de innovatieaftrek door de onderneming.
 

Wat is het belang van deze overgangsdatum?

Verre van onbelangrijk want voor bepaalde ondernemingen kan deze vraag een aanzienlijke fiscale impact hebben vanaf 1 juli 2021. De berekeningsbasis voor de innovatieaftrek berust immers op de netto innovatie-inkomsten, na aftrek van de O&O uitgaven. Vandaar dat de verplichting om deze kosten al dan niet op te nemen een aanzienlijke invloed zal hebben op het bedrag dat de belastingplichtige, in het kader van de innovatieaftrek, kan aftrekken van zijn belastbare basis.

Dit geldt in het bijzonder voor ondernemingen die gebruik maken van O&O om technologieën te ontwikkelen waarvoor aanzienlijke en langdurige investeringen vereist zijn alvorens er winst uit te kunnen genereren. Het gaat met name om farmaceutische of biotechnologische start-ups die gedurende jaren aanzienlijke bedragen moeten vrijmaken alvorens hun product op de markt te brengen en er winst uit te halen.

Uiterlijk 2 jaar voorafgaand aan het einde van de overgangsmaatregel is het voor ondernemingen aangewezen om maatregelen te beginnen plannen die ze vooraf kunnen nemen zodoende de voordelen te kunnen genieten die het einde van de overgangsperiode kan opleveren en om te vermijden dat ze fiscaal afgestraft zouden worden bij gebrek aan vooruitziendheid.
 

De Minister van Financiën opteert voor een pragmatische interpretatie die innovatie bevordert

Het feit dat de kwestie op de parlementaire agenda komt, heeft alles te maken met het feit dat als artikel 205/2, §2 te restrictief zou toegepast worden, het zou leiden tot paradoxale situaties waarbij een bedrijf dat de octrooiaftrek zou genoten hebben tijdens de overgangsperiode vervolgens de kosten voor O&O voor de jaren voorafgaand aan de toepassing van de octrooiaftrek zou moeten aftrekken terwijl ze de kosten die ze heeft opgelopen tijdens de periode waarin de octrooiaftrek van toepassing was niet zou mogen aftrekken.

In deze context werd de Minister van Financiën op 13 februari geïnterpelleerd door volksvertegenwoordiger Benoît Dispa om duidelijkheid te scheppen over de aftrekbaarheid van alle uitgaven voor O&O die tijdens de overgangsperiode worden gedaan:

Mijnheer de vice-eersteminister en Minister van Financiën, bevestigt u dat artikel 205/2, §2 van het wetboek van de inkomstenbelastingen (WIB) 1992 als volgt moet worden geïnterpreteerd: als de belastingplichtige gebruik maakt van de aftrek voor octrooi-inkomsten tijdens de krachtens artikel 543 WIB 92 toegestane overgangsperiode, mogen de onderzoeks- en ontwikkelingskosten die vóór 1 juli 2021 worden gemaakt niet leiden tot een vermindering van de bruto innovatie-inkomsten die vanaf die datum worden verkregen?

De vraag en het antwoord zijn terug te vinden op de website van de Kamer van Volksvertegenwoordigers via de volgende link:

http://www.lachambre.be/doc/CCRA/pdf/54/ac1034.pdf

De vice-eersteminister en Minister van Financiën Alexander De Croo bevestigde dat artikel 205/2, §2 WIB 92 enkel in die zin dient geïnterpreteerd te worden in geval van toepassing van de aftrek van octrooi-inkomsten tijdens de overgangsperiode. De uitgaven voor O&O tijdens deze overgangsperiode moeten niet worden afgetrokken van de bruto innovatie-inkomsten voor het bepalen van de innovatieaftrek vanaf 1 juli 2021. Zijn antwoord laat dan ook geen verwarring bestaan:

“Als de vennootschap opteert voor de overgangsregeling voor de aftrek van de octrooi-inkomsten, vallen alle kosten die vóór en tijdens die overgangsperiode werden gemaakt onder de toepassing van de aftrek voor octrooi-inkomsten en tellen ze niet mee voor de aftrek voor innovatie-inkomsten. De kosten die tijdens de toepassing van de regeling van de aftrek van octrooi-inkomsten gemaakt worden, moeten worden meegeteld om de Nexusbreuk te bepalen. “

Deze pragmatische interpretatie houdt in dat het volstaat om tenminste éénmaal de octrooi-aftrek te hebben genoten tijdens de overgangsregeling (1 juli 2016 tot 30 juni 2021) om alle O&O uitgaven van voor 1 juli 2021 te kunnen uitsluiten van de berekening van de netto innovatie-inkomsten die in aanmerking komen voor de innovatieaftrek vanaf deze datum.
 

Illustratie van de concrete fiscale impact van deze verduidelijking van de Minister

1 juli 2021 is dus werkelijk een belangrijke datum voor de ondernemingen in kwestie. Zij hebben er alle belang bij om te overwegen op korte termijn maatregelen te treffen.

Om dit aan te tonen gaan we uit van een concreet geval: een start-up in de biotechnologiesector dient een octrooiaanvraag in voor een nieuw medisch instrument in 2014 en het octrooi wordt verkregen in 2016. Tussen 2014 en 2021 geeft het bedrijf elk jaar 1 miljoen euro uit om zijn uitvinding te verbeteren, om klinische testen te beheren, enz. Deze uitvinding genereert slechts geringe inkomsten in 2019, gevolgd door de eerste aanzienlijke inkomsten van 5 miljoen euro eind 2021. Bij de berekening van de totaal af te trekken som vanaf 1 juli 2021, kunnen zich twee situaties aandienen, naargelang het bedrijf al dan niet ten minste eenmaal de aftrek van octrooi-inkomsten heeft genoten tijdens de overgangsperiode.
 

I. Situatie waarbij het bedrijf de octrooiaftrek genoot

Stel dat het bedrijf in 2019 een octrooiaftrek genoot voor een bedrag van 1 000 euro. In onderstaande tabel wordt de behandeling van de kosten voor O&O samengevat voor de berekening van de aftrek voor innovatie-inkomsten.
 

Jaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1e semester 2021

Tweede semester 2021

Behandeling van de kosten voor O&O

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

Geannuleerd

500 000 af te trekken

Toegepast regime

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Octrooiaftrek

Geen

Geen

Innovatieaftrek



Bij de berekening van de innovatieaftrek in 2021 wordt geen rekening gehouden met de O&O uitgaven van voor de overgangsdatum 1 juli 2021. Vandaar dat alleen rekening wordt gehouden met de kosten voor O&O die ingebracht kunnen worden tijdens het tweede semester van het jaar in kwestie, wat leidt tot een aftrekbaar bedrag van: 85% x (€ 6 000 000 - € 500 000) = € 4 675 000 (hypothese van een Nexusbreuk van 100 %).

In de hypothese van een restrictieve (en onlogische) toepassing van artikel 205/2, §2, zouden de uitgaven die plaatsvonden tussen 2016 en 2018 en daarna tussen 2020 en 30 juni 2021 moeten afgetrokken worden van de bruto innovatie-inkomsten, wat een aanzienlijke negatieve impact zou gehad hebben op deze innovatieaftrek.
 

II. Situatie waarbij het bedrijf de octrooiaftrek niet genoot
 

Jaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1e semester 2021

Tweede semester 2021

Behandeling van de kosten voor O&O

Geannuleerd

Geannuleerd

1 000 000 af te trekken

1 000 000 af te trekken

1 000 000 af te trekken

1 000 000 af te trekken

1 000 000 af te trekken

500 000 af te trekken

500 000 af te trekken

Toegepast regime

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Geen

Innovatieaftrek

 

Indien er geen octrooiaftrek plaatsvond tijdens de overgangsperiode, kan de belastingplichtige de uitgaven voor O&O niet annuleren en zal hij een aftrekbaar bedrag genieten op basis van de innovatieaftrek van: 85% x (€ 6 000 000 - € 500 000 - € 500 000 - € 1 000 000 - € 1 000 000 - € 1 000 000 - € 1 000 000 - € 1 000 000) = € 0 (hypothese van een Nexusbreuk aan 100 %, en zonder afvlakking van de historische kosten voor O&O).

Dit voor de duidelijkheid vereenvoudigde vergelijkende voorbeeld toont aan dat een aftrek van een klein bedrag (€ 1 000) als octrooiaftrek tijdens de overgangsperiode een aanzienlijke bijkomende belastingaftrek (€ 4 675 000) kan genereren vanaf juli 2021.
 

Conclusie

Door de interpretatie van artikel 205/2, §2 te verduidelijken, behoudt de minister van Financiën de geest van de wet betreffende de aftrek voor innovatie-inkomsten. Zodoende neemt hij een logisch en coherent standpunt in dat aansluit bij de economische realiteit.

Deze stellingname is alleen maar goed nieuws. Ze zal de innovatieaftrek ongetwijfeld versterken als fiscale aanmoediging en een positieve impact hebben op de innovatieve slagkracht van de bedrijven in België.

BDO stelt zijn ervaring en die van zijn team, gespecialiseerd inzake aftrek voor innovatie- en octrooi-inkomsten, graag ter beschikking van zijn klanten om hen te adviseren en te begeleiden in hun initiatieven.