Deze website maakt gebruik van cookies. Op deze manier kunnen we u een meer gepersonaliseerde dienstverlening bieden. Door het gebruik van deze website gaat u akkoord met het feit dat wij 'cookies' gebruiken. Lees onze privacy policy voor meer informatie over het gebruik van cookies en hoe u deze kunt deleten en blokkeren.
  • Individuele pensioentoezegging
    en 80%-regel

Individuele pensioentoezegging en 80%-regel

30 januari 2023

De aftrekbaarheid van premies gestort in het kader van een individuele pensioentoezegging (IPT) is gewijzigd, meer in het bijzonder de berekening van de 80%-grens. Hoe? Dat legt de fiscus uit in twee omzendbrieven, die er kwamen naar aanleiding van de nieuwe wet.

Algemeen

Premies betaald in het kader van een IPT zijn aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting mits zij voldoen aan een aantal voorwaarden, waaronder de 80%-regel.

Volgens deze regel (zie onderstaande formule) mogen de wettelijke (1ste pensioenpijler) en bovenwettelijke (deze verwijzen naar de 2de pensioenpijler en dus niet naar het pensioensparen) uitkeringen bij pensionering (uitgedrukt in een jaarlijkse rente) niet meer bedragen dan 80% van het laatste normale bruto jaarloon, rekening houdend met een normale periode van beroepsactiviteit.

Formule:          ELP(80% x R - PL) x N/A

 

Waar:              ELP = extralegaal pensioen (uitgedrukt in een jaarlijkse rente)

                        R = laatste normale bruto jaarloon

                        PL = wettelijk pensioen (zie punt 2 hieronder)

                        N = aantal gewerkte jaren

                        D = normale duur van een volledige loopbaan (40 jaar)

 

Recente administratieve circulaires

De wet van 15 juni 2021 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de pensioenregelingen heeft de berekening van het wettelijk pensioen van zelfstandigen gelijkgetrokken met dat van werknemers door de harmonisatiecoëfficiënt af te schaffen (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021). De herwaardering van het wettelijk pensioen van de zelfstandigen heeft (onder meer) tot gevolg dat het bedrag van de aftrekbare premies in het kader van een ELP wordt verlaagd.

Voordat de wet van kracht werd, kon het wettelijk pensioen (waarmee in de bovenstaande formule rekening wordt gehouden) worden geraamd:

  • voor werknemers, op 50% van het brutoloon (loon beperkt tot het maximum dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de wettelijke pensioenuitkeringen)
  • voor bedrijfsleiders, op 25% van het bruto-inkomen (zonder dat dit bedrag lager mag zijn dan het minimumpensioen of hoger dan het maximumpensioen).

In haar circulaires 2022/C/33, 2022/C/79 en 2022/C/81 bepaalt de administratie voortaan dat het wettelijk pensioen van de onafhankelijke bedrijfsleider kan worden geraamd:

  • voor de jaren vóór 2021 als zelfstandige, op 25% van zijn bruto-inkomen voor het jaar 2020 (dit bedrag mag niet lager zijn dan het minimumpensioen of hoger dan het maximumpensioen voor het betrokken jaar)
  • voor de andere jaren (die waarin de activiteit als werknemer werd uitgeoefend en die welke vanaf 2021 als zelfstandige werden uitgeoefend): op 50% van het bruto-inkomen van het belastbaar tijdperk (beperkt tot het inkomensplafond of het maximale pensioen, indien van toepassing).

Voor het jaar 2021 wordt het minimumpensioen vastgesteld op 15.911 EUR en het maximumpensioen op 17.948 euro (19.118 EUR voor het jaar 2022).

Circulaire 2022/C/79 voegt daaraan toe dat, ongeacht de methode voor de berekening van het wettelijk pensioen, het deel van de premies dat alleen wegens de verhoging van het geraamde wettelijk pensioen niet aftrekbaar is, in beginsel niet als verworpen uitgaven in de belastingjaren 2022 en 2023 moet worden opgenomen.

Deze administratieve tolerantie wordt toegestaan voor zover de vennootschap deze premie-excedenten boekt op een rekening #49 (over te dragen kosten) tijdens het belastbaar tijdperk dat betrekking heeft op het aanslagjaar 2023 (met dan de vraag op boekhoudkundig vlak: hoe moet men op 31/12/2022 een uitgestelde kost boeken die betrekking heeft op een bedrag dat op 31/12/2021 ten laste werd genomen)? 

Deze overschotten worden dan beschouwd als voorschotten op de premies die in het volgende belastbaar tijdperk (aanslagjaar 2024) moeten worden betaald (het is vooralsnog onduidelijk of een eventueel excedent ook naar daaropvolgende jaren kan worden doorgeschoven).

Deze tolerantie geldt echter niet voor contracten die aflopen in 2021, 2022 of 2023, noch voor het deel van de premies dat betrekking heeft op een backservice die in de laatste 5 jaar van het contract wordt toegepast.

 

Effect van recente circulaires

De hierboven voorgestelde raming van het wettelijk pensioen is in veel gevallen overschat. Deze overschatting leidt tot een verlaging of zelfs een te hoge betaling van de premies voor een aanvullend pensioen in het kader van een IPT .

Om deze overschatting te neutraliseren, heeft Assuralia (beroepsvereniging van verzekeringsmaatschappijen) gevraagd om de gegevens die beschikbaar zijn op het portaal 'MyPension.be' te gebruiken om het wettelijk pensioen te  ramen.

Hoewel deze gegevens afkomstig zijn van een andere overheidsdienst, heeft de belastingdienst Assuralia laten weten dat deze gegevens niet kunnen worden gebruikt, wat op zijn zachtst gezegd verrassend is. Volgens onze informatie heeft ten minste één verzekeringsmaatschappij niettemin besloten de op voormeld portaal beschikbare gegevens te gebruiken.

 

Tot slot

Administratieve circulaires vertolken de visie van de fiscale administratie op de betrokken materie en reflecteren niet noodzakelijk de visie van andere betrokkenen (doctrine, rechtspraak). 

Onze experts adviseren u echter om, indien de betaalde premies in 2021 en/of 2022 zijn gemaximaliseerd, uw makelaar om een herberekening te vragen om na te gaan of er een risico bestaat op een (gedeeltelijke) niet-aftrekbaarheid van de premies voor deze jaren.