Het taxatieregime voor auteursrechten en naburige rechten is ingrijpend hervormd om het toepassingsgebied ervan te verduidelijken en op deze manier ook sterk te beperken.
Auteursrechten in het nieuwe regime
De nieuwe regeling is enkel van toepassing op inkomsten die zijn verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie van auteursrechten of naburige rechten als bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van Economisch Recht (WER), door de oorspronkelijke eigenaar van deze rechten of zijn erfgenamen/legatarissen, met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijke gebruik van deze rechten door de cessionaris, de licentiehouder of een derde.
Deze rechten moeten betrekking hebben op oorspronkelijke werken van letterkunde of kunst als bedoeld in artikel XI.165 WER of op openbare uitvoeringen van uitvoerende kunstenaars als bedoeld in artikel XI.205 WER.
De oorspronkelijke rechthebbende moet ook beschikken over een kunstwerkattest. Als deze niet over dit attest beschikt, kan de nieuwe regeling toch nog van toepassing zijn indien hij/zij zijn werk, dat door het auteursrecht of de naburige rechten is beschermd, aan een derde overdraagt of in licentie geeft, met het oog op mededeling ervan aan het publiek, openbare uitvoering of reproductie ervan.
De nieuwe belastingregeling is ook van toepassing wanneer deze inkomsten via een beheersorgaan zijn verkregen.
Taxatieregime
De grens van 37.500 EUR (te indexeren bedrag) voor de toepassing van het gunstige fiscaal regime voor auteursrechten blijft gelden in het nieuwe regime.
Onder dit bedrag worden inkomsten uit auteursrechten steeds van rechtswege geacht roerend inkomen te zijn en worden deze in de personenbelasting in principe afzonderlijk belast tegen 15%, na aftrek van een kostenforfait. Ook aan de inhouding van de roerende voorheffing van 15% verandert er niets.
Boven dit bedrag vervalt het wettelijk vermoeden van roerend inkomen, zoals dat bestond in het oude stelsel. De vergoedingen worden dan gekwalificeerd volgens hun specifieke aard. Op de inkomsten boven 37.500 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) is het afzonderlijk tarief van 15% van toepassing wanneer het om roerend inkomen gaat of het progressief tarief in de personenbelasting wanneer het inkomen kwalificeert als beroepsinkomen.
Nieuwe beperkingen
De Wet van 26 december 2022 heeft nieuwe beperkingen toegevoegd.
Het wettelijk vermoeden van roerende inkomsten geldt, naast de grens van 37.500 EUR (zie hoger), voortaan niet meer wanneer en in de mate dat de verhouding tussen de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten en naburige rechten en de totale vergoeding, inclusief de verleende dienst, meer dan 30% bedraagt.
Deze verhouding geldt enkel in de mate dat de overdracht of de verlening van een licentie van auteursrechten of naburige rechten gepaard gaat met een geleverde prestatie. Dit wil zeggen dat de beperking niet geldt als er geen geleverde prestatie is of wanneer de auteursrechten daarna worden verkregen, los van de initiële vergoeding die ook een vergoeding voor de geleverde prestaties omvat. Voor aanslagjaar 2024 wordt de drempel van 30% verhoogd tot 50% en voor aanslagjaar 2025 tot 40%.
Er geldt nog een andere beperking. Zo is de gunstige belastingregeling voor jaar N niet van toepassing wanneer de gemiddelde inkomsten uit auteursrechten of naburige rechten die in de 4 voorafgaande belastbare tijdperken (vóór toepassing van de bovengenoemde grenzen) zijn verkregen, het plafond van 37.500 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) overschrijden.
Overgangsregime
Er wordt voorzien in een overgangsregime voor wie volgens de oude regeling in aanmerking komt voor het belastingregime voor auteursrechten, maar niet voldoet aan de voorwaarden van het nieuwe stelsel.
Voor het aanslagjaar 2024 kunnen zij alsnog genieten van het gunstige fiscaal regime voor auteursrechten, maar hun inkomsten worden wel al belast volgens de regels en de beperkingen van het nieuwe regime, echter met nog 2 bijkomende beperkingen. Het plafond van 37.500 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) wordt verlaagd tot 18.750 EUR. Bovendien wordt het kostenforfait van 50% niet langer toegepast op de eerste schijf van 10.000 EUR (te indexeren bedrag) maar slechts op 5.000 EUR (te indexeren bedrag), en het kostenforfait van 25% geldt slechts voor de volgende 5.000 EUR (te indexeren bedrag).
Inwerkingtreding
De nieuwe regels zijn in werking getreden vanaf 1 januari 2023. Ze gelden voor inkomsten betaald of toegekend vanaf die datum tijdens een aanslagjaar dat ten vroegste verbonden is met het aanslagjaar 2024.