De wederopbouwreserve

Komt jouw onderneming in aanmerking?

Bart De Neve, Senior Consultant, Bart Janssens, Senior Manager BDO Tax

De overheid voerde al heel wat maatregelen in om de zware economische impact van de COVID-19-pandemie in te dijken. Zo is er op fiscaal vlak de wederopbouwreserve. Die maatregel moet zowel kleine als grote vennootschappen ondersteunen bij het herstel van hun solvabiliteitspositie. Komt jouw bedrijf in aanmerking voor deze steunmaatregel?

Vennootschappen krijgen de mogelijkheid (lees: geen verplichting) om een vrijgestelde reserve aan te leggen tijdens de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024. Hierdoor kun je een deel of het geheel van de winst van het boekjaar als een belastingvrije reserve vrijstellen van vennootschapsbelasting. Zoals bij elk vrijstellingsregime, gelden er een aantal voorwaarden en beperkingen.

Voorwaarden

Vennootschappen die het vrijstellingsregime willen toepassen, moeten aan enkele voorwaarden voldoen.

Onaantastbaarheidsvoorwaarde

Je moet de wederopbouwreserve op één of meer afzonderlijke passiefrekeningen (onder de belastingvrije reserves) boeken. Van zodra je niet langer aan die onaantastbaarheidsvoorwaarde voldoet, wordt de wederopbouwreserve belastbaar.

Behoud van eigen vermogen

In drie gevallen moet je alsnog de wederopbouwreserve terugnemen, ook al wordt voldaan aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde:

  1. wanneer de vennootschap eigen aandelen inkoopt. In dat geval wordt de wederopbouwreserve in dat belastbaar tijdperk als winst beschouwd ten belope van de waarde van de inkoop bij de verkrijging van de eigen aandelen;
  2. wanneer de vennootschap dividenden toekent of uitkeert (inclusief de liquidatiereserve). In dat geval is de wederopbouwreserve belastbaar ten belope van het bedrag van het dividend;
  3. wanneer de vennootschap een kapitaalvermindering of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen verricht. In dat geval is de wederopbouwreserve belastbaar ten belope van het bedrag van de kapitaalvermindering of verdeling.
    Het begrip ‘elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen’ krijgt een ruime toepassing. Zo heeft ook de uitkering van tantièmes als gevolg dat (een deel van) de wederopbouwreserve belastbaar wordt.

Een uitkering aan werknemers van een winstpremie of een premie in de vorm van aandelen valt dan weer niet onder de ruime definitie en leidt dus niet tot een verplichte terugname van de wederopbouwreserve.

Hierbij gaat het steeds om een uitkering die kan gebeuren vanaf de aanleg van de wederopbouwreserve tot aan de vereffening van de vennootschap. Dat wil zeggen dat de reserve slechts tijdelijk is vrijgesteld en dus vroeg of laat zal worden belast – uiterlijk bij de liquidatie/vereffening van de vennootschap. Bovendien maakt het niet uit of de uitkering wordt aangerekend op de wederopbouwreserve zelf of op een ander vermogensbestanddeel.

“De winst die je gebruikt voor de wederopbouwreserve, is niet langer beschikbaar voor de liquidatiereserve.”

Tewerkstellingsvoorwaarde

Om de wederopbouwreserve te mogen aanleggen, moet jouw vennootschap haar tewerkstellingsgraad op peil houden. Wanneer de rekening 620 – bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen – daalt met meer dan 15% in vergelijking met de afsluitdatum van het boekjaar dat eindigde in 2019, zal de wederopbouwreserve deels worden belast. Dat betekent concreet dat de vennootschap een tewerkstellingspeil van 85% moet behouden om niet belast te worden. Daalt het tewerkstellingspeil onder de 85%, dan wordt de wederopbouwreserve belastbaar ten belope van het verschil tussen 85% van het bedrag in boekjaar 2019 enerzijds en het bedrag van het betrokken boekjaar anderzijds. Dat laatste bedrag wordt vervolgens de nieuwe drempelwaarde voor het eerstvolgende jaar waarin de tewerkstelling verder daalt.

Beperkingen

Uitgesloten vennootschappen

Bepaalde vennootschappen kunnen de wederopbouwreserve niet toepassen, m.n.:

  • beleggingsvennootschappen, gereglementeerde vastgoedvennootschappen, organismen voor de financiering van pensioenen, coöperatieve participatievennootschappen en de zeescheepvaartvennootschappen onderworpen aan de tonnagetaks;

  • vennootschappen die al bij de aanvang van de COVID-19-crisis (18 maart 2020) in moeilijkheden verkeerden;

  • vennootschappen die dividenden (inclusief liquidatiebonus en liquidatiereserve) uitkeren, kapitaalverminderingen (inclusief terugbetaling uitgiftepremies) doorvoeren, eigen aandelen inkopen (het moment van de verkrijging is bepalend, niet het moment waarop het dividend wordt geacht toegekend te zijn), of elke andere vermindering of verdeling van het eigen vermogen hebben verricht in de periode van 12 maart 2020 tot en met de dag van de indiening van de aangifte die verbonden is aan het aanslagjaar waarin de reserve wordt aangelegd;

  • vennootschappen die in de periode tussen 12 maart 2020 en de laatste dag van het belastbaar tijdperk waarin de wederopbouwreserve wordt genoten, een link hebben met belastingparadijzen (d.w.z. ze mogen geen rechtstreekse deelneming in een vennootschap gevestigd in een belastingparadijs hebben en geen betalingen hebben verricht voor een totaalbedrag van ten minste 100.000 euro voor het belastbare tijdperk).

Grensbedragen

Het bedrag van de aan te leggen vrijgestelde reserve wordt beperkt door drie grensbedragen:

  1. Bedrijfsverlies. Je kunt de vrijgestelde reserve aanleggen ten belope van het geleden boekhoudkundig (niet-fiscaal) bedrijfsverlies van het boekjaar op de afsluitdatum van het boekjaar in 2020 (cfr. code 9901 in de jaarrekening).Vennootschappen met een afsluitdatum op 31 december 2020 (volgens kalenderjaar) moeten het verlies van 2020 in aanmerking nemen voor de aanleg van de vrijgestelde reserve. Heeft de vennootschap een bedrijfswinst, dan kan ze geen aanspraak maken op het regime van de wederopbouwreserve.Vennootschappen met afsluitdatum tussen 1 januari 2020 en 31 juli 2020 kunnen kiezen tussen twee opties. Ofwel nemen ze het verlies van boekjaar 2020 in aanmerking om een vrijgestelde reserve aan te leggen, ofwel het verlies van boekjaar 2021. Let wel, van zodra de keuze wordt gemaakt, is ze bindend en onherroepelijk.LET OP: moest jouw vennootschap in 2020 heel zware financiële kosten dragen, waardoor ze uiteindelijk, ondanks de boekhoudkundige bedrijfswinst, een boekhoudkundig verlies leed in 2020? In dat geval kun je geen beroep doen op het fiscale regime van de wederopbouwreserve.
  2. Absolute grens. De vrijgestelde reserve mag maximum 20 miljoen EUR bedragen.
  3. Belastbare gereserveerde winst. Je vennootschap kan in de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024 slechts een vrijgestelde reserve aanleggen ten belope van de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk waarin de reserve wordt aangelegd (code 1080 PN).

Formaliteiten

Voor de aanslagjaren waarin jouw vennootschap aanspraak wil maken op de vrijstelling, zul je een formulier bij de aangifte moeten voegen.

Combinatie met andere fiscale regimes

Het is belangrijk dat je alle facetten van de wederopbouwreserve doorgrondt. Pas dan kun je de interactie met andere fiscale regimes correct inschatten. Zo kan het belastbare gedeelte van de wederopbouwreserve – bijvoorbeeld wanneer de vennootschap is overgegaan tot dividenduitkering na de aanleg van de vrijgestelde reserve – worden gecompenseerd met (overgedragen) aftrekposten, zoals de DBI-aftrek, de innovatieaftrek, de investeringsaftrek, de groepsbijdrage, de aftrek voor risicokapitaal e.d.

Carry-back. Je kunt de wederopbouwreserve combineren met een andere maatregel die de regering nam in het kader van de bestrijding van de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie, met name de eenmalige carry-backregeling (ook wel de achterwaartse verliesverrekening of vervroegde verliesaftrek genoemd). Het is namelijk mogelijk dat – op basis van de carry-back – de verliezen al werden aangewend in aanslagjaar 2020. Maar dat belet niet dat je diezelfde verliezen nogmaals kan gebruiken als basis voor de wederopbouwreserve.

Fiscale korf. De aanwending van overgedragen verliezen kan leiden tot een minimale belastbare basis door de toepassing van de korf van 1 miljoen EUR. Immers, wanneer een vennootschap na toepassing van de groepsbijdrage een winst heeft van meer dan 1 miljoen EUR, dan zal 30% van het bedrag boven dit grensbedrag altijd worden belast. Echter, via de aanleg van een vrijgestelde reserve (lees: wederopbouwreserve) kan een vennootschap die minimale belastbare basis vermijden, want de belastbare gereserveerde winst wordt in dat geval verminderd of eventueel zelfs tot nul herleid. Hierdoor kun je het grensbedrag van de korf onder 1 miljoen EUR brengen waardoor de beperkingen van de korf worden geneutraliseerd en je andere aftrekken wel nog volledig kunt toepassen.

Liquidatiereserve. Legt jouw vennootschap de vrijgestelde wederopbouwreserve aan, dan zal de winst die daarvoor wordt gebruikt niet beschikbaar zijn voor de aanleg van een liquidatiereserve. Je moet dus de afweging maken tussen beide regimes. Omgekeerd zal er wel een mogelijkheid zijn tot aanleg van een liquidatiereserve wanneer de wederopbouwreserve belastbaar wordt en je die reserve overboekt naar een opbrengstenrekening.

Ebitda. Door het aanleggen van een vrijgestelde reserve daalt de belastbare gereserveerde winst. Dat kan nadelige gevolgen hebben voor onder andere de interestaftrekbeperking. Een daling van de belastbare ebitda verkleint immers de aftrekcapaciteit in het belastbaar tijdperk waarin je de vrijgestelde reserve aanlegt.

Taxshelter – De aanleg van een wederopbouwreserve kan de taxshelter voor audiovisuele werken of podiumkunsten negatief beïnvloeden. De vrijstelling is immers beperkt tot 50% van de belastbare gereserveerde winst vóór aanleg van vrijgestelde reserves.

Door al die mogelijke wisselwerkingen is het van belang om casus per casus de afweging te maken tussen de verschillende fiscale regimes en de fiscale impact hiervan op de uiteindelijk verschuldigde of terug te krijgen belasting. Je moet dus goed inschatten of het aanleggen van een (tijdelijke) vrijgestelde reserve al dan niet in het voordeel van de vennootschap zal zijn.

Vennootschappen kunnen een vrijgestelde reserve aanleggen tijdens de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024.