Zin of onzin van gemeentefusies

Benchmarkstudie BDO bevestigt fusieopportuniteiten

Vlaanderen telt 300 gemeenten. Steeds meer onder hen spelen met de idee om te fuseren. Om zo hun financiële basis te versterken. Want schaalgrootte is belangrijk. Hoe groter een gemeente, hoe meer slagkracht ze heeft om haar burgers van dienst te zijn. Maar bij een fusie ga je niet over een nacht ijs. Onze experten ontwikkelden een stappenplan om lokale besturen te begeleiden bij het fusieproces.

Auteur: Bert Gijsels, Partner BDO Accountancy, Public Sector

In 2019 voerden gemeenten en OCMW’s nog een aparte boekhouding, op enkele fusiebesturen na (vijftien gemeenten gingen een fusie aan wat leidde tot zeven nieuwe fusiegemeenten). Dat brengt het totaal in Vlaanderen op 300 gemeenten. Onze experten analyseerden de jaarrekeningen 2018 en 2019 van al die Vlaamse steden en gemeenten. Daaruit blijkt dat ze samen een spaarpot opbouwden van 2,548 miljard EUR (voor de kerncijfers, lees inzet ‘Vlaamse gemeenten volgens schaalgrootte’) en dat ze bij de start van de coronacrisis over het algemeen financieel gezond waren.

“Een weldoordacht fusieproces vormt een hefboom om het fusiebestuur financieel gezond, slim en digitaal te maken.”

Bert Gijsels, Partner BDO Accountancy

Vlaamse gemeenten volgens schaalgrootte

Schaalgrootte aantal gemeenten aantal inwoners
<10.000 inwoners 69 482.000
>10.000 en < 20.000 inwoners 130 1.860.000
>20.000 en < 30.000 inwoners 51 1.218.000
>30.000 en < 50.000 inwoners 38 1.145.000
>50.000 en < 100.000 inwoners 8 606.000
>100.000 inwoners 4 1.008.000
Totaal 300 6.319.000

Gemeenten in Vlaanderen zijn eerder klein. Bijna twee op drie Vlaamse gemeenten heeft minder dan 20.000 inwoners. Ter vergelijking: in Nederland is het gemiddeld inwonersaantal groter dan 40.000. Vandaag telt het land 351 gemeenten, in 1995 waren dat er nog 633.

COVID-19 zet druk op inkomsten

Dat de COVID-19-pandemie een impact heeft op de werking van lokale besturen staat buiten kijf. Denk maar aan de extra druk op de woonzorgcentra of het verlies aan inkomsten uit belastingen. Sommige steden en gemeenten zullen door een toenemend aantal steunaanvragen hun OCMW bijkomend moeten ondersteunen. En dan hebben we het nog niet gehad over de organisatorische workload, bijvoorbeeld om de werking van het lokaal bestuur af te stemmen op de richtlijnen inzake thuis- en telewerk, voor de organisatie van de vaccinatiecentra, enz. De toekomst zal uitwijzen wat de effectieve impact van dat alles is op de financiën van de lokale besturen.

Kerncijfers

Enkele kerncijfers uit de jaarrekening van de gemeente 2019, uitgedrukt in EUR/inwoner. De “cijfers slaan enkel op de gemeenten, niet op de OCMW’s.

  • Leningschuld per inwoner: 984 t.o.v. 976 in 2018 (stijging met 1%)
  • Autofinancieringsmarge 182 t.o.v. 119 in 2018 (stijging met 53%)
  • Beschikbare middelen 390 t.o.v. 397 in 2018 (daling met 2%)
  • Investeringen (im)materiële vaste activa: 271 t.o.v. 285 in 2018 (daling met 5%)

Overzicht van de vier categorieën samengevat per provincie:

(Im)materiële vaste activa
Provincie EUR/inw.
Antwerpen 249
Limburg 251
Oost-Vlaanderen 274
Vlaams-Brabant 257
West-Vlaanderen 330
Vlaanderen 271
Openstaande leningschuld
Provincie EUR/inw.
Antwerpen 795
Limburg 961
Oost-Vlaanderen 1.111
Vlaams-Brabant 996
West-Vlaanderen 1.121
Vlaanderen 984
Autofinancieringsmarge
Provincie EUR/inw.
Antwerpen 194
Limburg 146
Oost-Vlaanderen 193
Vlaams-Brabant 176
West-Vlaanderen 181
Vlaanderen 182
Gecumul. budgettair res.
Provincie EUR/inw.
Antwerpen 213
Limburg 437
Oost-Vlaanderen 340
Vlaams-Brabant 508
West-Vlaanderen 588
Vlaanderen 271

Verklaring

  • Investeringen in (im)materiële vaste activa: investeringen die door de gemeente in het boekjaar werden aangerekend in (im)materiële vaste activa.

  • Leningschuld: uitstaande bruto leningschuld van de gemeente op balansdatum en dat zowel voor de lange als de korte termijn. Terugvorderingen, investeringssubsidies en bijv. DBFM-financiering (Design-Build-Finance–Maintenance) worden niet in mindering genomen.
  • Autofinancieringsmarge: het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven uit exploitatie van het boekjaar verminderd met de verschuldigde kapitaallast van dat boekjaar.
  • Gecumuleerd budgettair resultaat: het verschil tussen de ontvangsten en uitgaven van het boekjaar aangevuld met het overgedragen saldo van het vorige boekjaar.

Investeringen in (im)materiële vaste activa

2019 was het jaar van de machtswissel in de lokale besturen en dus het afsluitende jaar van het vorige meerjarenplan (2014-2019) en het startjaar van de huidige bestuursploeg – die weliswaar nog verder werkte met de budgetten opgesteld door de vorige beleidsploeg.

In dat verkiezingsjaar bedroeg de gemiddelde realisatiegraad van de geplande investeringen 51%. Dat betekent concreet dat van een voorzien investeringsbudget van 100 EUR het bestuur daadwerkelijk 51 EURO realiseerde of uitvoerde. Liefst 125 van de 300 besturen realiseerden in het boekjaar 2019 minder dan 50% van hun budget. Van die besturen zijn er 24 met een maximale realisatiegraad van 20%.

De realisatiegraad van 51% is hoger dan in 2018. Toch blijft het een onderbenutting van de financiële draagkracht. Immers, door budgetten vast te zetten en ze alsnog niet te benutten, zijn er minder of geen middelen beschikbaar voor andere projecten. Dankzij een meer verfijnde financiële prognose, doordacht projectmanagement en efficiënte planning van de investeringswerken, kan onderbenutting worden vermeden. Een werkbaar streefdoel is een realisatiegraad van 75%.

Openstaande leningschuld

Hoewel de investeringen per inwoner zijn afgenomen, stegen de leninglasten. Dat wordt deels verklaard door de afname van het eigen werkkapitaal (beschikbare middelen). Vaak wordt als criterium een schuldratio van max. 1.000 EUR/inwoner gehanteerd. 108 besturen hebben een schuld van meer dan 1.000 EUR/inwoner, 192 besturen een schuld lager dan 1.000 EUR.

De parameters van openstaande leningschuld worden eveneens gemonitord door de Vlaamse overheid. Die stelt als parameter dat 8% van de totale uitstaande schuld jaarlijks zou moeten worden afgelost. Op die manier wil ze voorkomen dat besturen schulden doorschuiven naar de volgende legislatuur. Voor de besturen die – al dan niet opeenvolgende jaren – de 8% niet halen, kan een fusie soelaas bieden. Ook de Vlaamse regering deelt die visie. Omdat de leningschuld relatief zwaar doorweegt bij lokale besturen riep de Vlaamse regering de fusiebonus in het leven: als besturen een fusie opzetten, neemt de Vlaamse overheid een schuld van 500 EUR/inwoner over.

Autofinancieringsmarge (AFM)

Het resultaat van de AFM nam toe met 53%, van 119 EUR/inwoner naar 182 EUR/inwoner. Amper zeven besturen sloten de jaarrekening af met een negatieve marge. In 2018 waren er dat nog vijftien. Een positieve marge betekent meer ruimte voor het bestuur om te investeren (al dan niet met eigen middelen), maar zoals eerder aangehaald slaagt Vlaanderen daar globaal gezien niet in. In het budgetteringsproces is een jaarlijkse positieve AFM een must om de financiën van het lokale bestuur onder controle te houden en om tegenslagen (zoals COVID-19) te kunnen opvangen.

Beschikbare middelen

De beschikbare middelen zijn licht afgenomen met 1,8%. Hier stellen we grote verschillen vast tussen de provincies. Antwerpen beschikt bijvoorbeeld over 36% minder middelen (213 EUR) per burger ten opzichte van West-Vlaanderen (588 EUR). Anderzijds is de leningschuld in de provincie Antwerpen 71% van die van de provincie West-Vlaanderen.

De vier kerncijfers zoals toegelicht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Elk bestuur in Vlaanderen is zich bewust van de noodzaak van een goed financieel beheer en de directe impact hiervan op de cijfers. Het fuseren van twee of meerdere besturen zal een positieve impact hebben op de slagkracht ervan.

Waarom een fusie?

Vandaag leeft de fusie- of samenwerkingsgedachte bij meerdere lokale besturen en wordt ze ook actief gepromoot door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bart Somers. Bij de overweging om al dan niet te fuseren, telt niet alleen het financiële aspect. De schaalgrootte van de besturen speelt ook een rol. Van elk lokaal bestuur wordt immers vaak dezelfde inspanning verwacht, al beschikken ze niet allemaal over dezelfde middelen. Dat komt o.m. omdat gemeenten overheidsfinanciering krijgen in functie van het aantal inwoners. Een grote gemeente krijgt met andere woorden meer middelen en dus ook meer mogelijkheden om te investeren en haar burgers te servicen. In verhouding telt Vlaanderen vooral kleine besturen (zie tabel inzet 1).

De Vlaamse fusiebonus is voor veel lokale besturen een sterke incentive richting fusie.

De fusiebonus is voor veel lokale besturen een heel concrete incentive om de stap te zetten naar een fusie. Ook al hebben kleine gemeenten andere uitdagingen dan de grote steden, geen enkel bestuur ontsnapt aan de demografische evoluties en de uitdagingen op vlak van klimaat, digitalisering, ruimtelijke ordening, duurzaamheid, gezondheid … Iedere gemeente wil voor zijn inwoners de juiste randvoorwaarden creëren voor economische activiteiten, de juiste keuzes maken in een omgevings-, mobiliteits- en woonbeleid en een bloeiend vrijetijds- en verenigingsleven stimuleren. En meer nog dan ooit tevoren benadrukt de COVID-19-pandemie het belang van een beleid dat de nodige stimuli creëert voor een gezond en welvarend leven voor alle inwoners.

BDO-stappenplan

BDO werkte een stappenplan uit om lokale besturen te ondersteunen bij hun fusieproces. Met een systematische aanpak begeleiden onze experten het denk- en implementatieproces. “Dat is geen overbodige luxe”, zegt Bert Gijsels, Partner BDO Accountancy. “We zijn ervan overtuigd dat een weldoordacht fusieproces niet enkel tot een succesvolle fusie van de structuren leidt, maar tegelijk een hefboom vormt om het fusiebestuur financieel gezond, slim en digitaal te maken. En de nodige handvatten biedt om in te zetten op een ambitieus beleid dat focust op duurzaamheid en levenskwaliteit.”