Deze website maakt gebruik van cookies. Op deze manier kunnen we u een meer gepersonaliseerde dienstverlening bieden. Door het gebruik van deze website gaat u akkoord met het feit dat wij 'cookies' gebruiken. Lees onze privacy policy voor meer informatie over het gebruik van cookies en hoe u deze kunt deleten en blokkeren.
  • Heffingsrecht over Nederlandse pensioenen verschuift naar België door stopzetting van het regime van de definitief verworven rechten
Artikels:

Heffingsrecht over Nederlandse pensioenen verschuift naar België door stopzetting van het regime van de definitief verworven rechten

28 maart 2022

Periodieke uitkeringen van Nederlandse aanvullende pensioenen voor genieters die in België wonen, worden doorgaans in België belast met Belgische personenbelasting tegen de progressieve tarieven (tot 50 %).

Indien het echter om pensioenrechten gaat die bij de opbouw al “individueel en definitief” waren verkregen, is de uitkering niet meer belastbaar als pensioen in België (tenminste voor het gedeelte van het pensioen dat is opgebouwd tot 2004).  De uitkering is dan belastbaar als een lijfrente.  Daarbij wordt jaarlijks een forfaitair bedrag van 3% van het prijsgegeven kapitaal belast aan een afzonderlijk tarief van 30%.

Deze “definitief-verworven-rechtentheorie” stelt immers dat de door de werkgever betaalde premies op het ogenblik van afstorting moeten worden beschouwd als een belastbare bezoldiging van de werknemer, waardoor de latere uitkering van het pensioen geen tweede keer als uitgesteld bedrijfsinkomen kan worden belast. De pensioenrechten die de werknemer tijdens zijn loopbaan heeft opgebouwd, zijn immers dan al definitief overgegaan naar zijn privévermogen. Eenmalige uitkeringen in kapitaal kunnen dan niet meer belast worden in België. Periodieke uitkeringen kunnen dan enkel nog belast worden als een lijfrente op het interestgedeelte van de uitkering, welke forfaitair bepaald wordt op 3 % van het oorspronkelijk kapitaal.

Overeenkomstig het dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland wordt Nederland echter heffingsbevoegd als dergelijke laagbelaste uitkeringen op jaarbasis meer dan  25.000 EUR bedragen. 

Nieuwe Belgische wet verhindert de toepassing van de definitief-verworven-rechten vanaf inkomstenjaar 2021

Hoewel de theorie van de definitief verworven rechten meermaals bevestigd werd in de Belgische rechtspraak, weigerde de Belgische fiscus in de praktijk vaak de toepassing ervan, en trachtte zij de periodieke uitkeringen progressief te belasten.  Indien de belastingplichtige zijn gelijk wilde halen om de uitkering als lijfrente te laten belasten, diende hij dit vaak af te dwingen via de Belgische rechter.
De Belgische fiscus bleef echter fundamenteel oneens met de rechtspraak in het voordeel van de belastingplichtige.  Daardoor is de wetgever nu tegemoetgekomen aan dit ongenoegen met een wetswijziging, met de bedoeling om de toepassing van de definitief-verworven-rechtentheorie onmogelijk te maken.

Artikel 39, § 2 WIB is immers door de wet van 21 januari 2022 gewijzigd waarbij bepaald werd dat niet langer vrijgesteld zijn als pensioen :

“de inkomsten die voortkomen uit pensioenen, aanvullende pensioenen, kapitalen, renten en afkoopwaarden, die zijn opgebouwd in het kader van een al dan niet buitenlands pensioenstelsel, ongeacht of de aangeslotene al dan niet individueel is toegetreden tot het pensioenstelsel en ongeacht of de opbouw van het pensioen, het kapitaal of de rente al dan niet in het definitief en uitsluitend voordeel van de aangeslotene gebeurt”.

Onder pensioenstelsel wordt verstaan :

“een collectieve pensioentoezegging van een werkgever waarvoor bij een pensioeninstelling of bij een intern pensioenfonds voor of door werkgevers ten behoeve van ten minste twee aangesloten werknemers, vroegere werknemers of hun rechtverkrijgenden gelden worden bijeengebracht en beheerd met het oog op de uitkering van een pensioen, een kapitaal of een rente, en die beheerst wordt door een reglement dat gemeenschappelijk van toepassing is op alle aangeslotenen en desgevallend hun rechtverkrijgenden, al dan niet opgedeeld in verschillende categorieën”.

Door deze wetswijziging kunnen collectieve pensioentoezeggingen  “voor twee of meer personen” niet meer gebruik maken van de theorie van de definitief verworven rechten.  Of dit betekent dat pensioenen in eigen beheer ten gunste van één DGA  de dans nog ontspringen, is momenteel onduidelijk.

Retroactieve toepassing

De nieuwe wetgeving is van toepassing op pensioenuitkeringen ontvangen vanaf 1 januari 2021. Inwoners van België met (voorheen laagbelaste) inkomsten uit een Nederlands pensioen zouden voortaan hun werkelijk ontvangen pensioen in België moeten laten belasten tegen progressief tarief, ook al dateert de opbouw van voor 2004. 

Het feit dat de Belgische wet met ingang vanaf inkomstenjaar 2021 is ingevoerd, leidt ook tot praktische problemen. Als de (voorheen in België laagbelaste) uitkeringen groter waren dan 25.000 EUR/jaar kwam de heffing immers toe aan Nederland, en werd er ook in principe Nederlandse loonheffing ingehouden op de maandelijkse uitkeringen.   Aangezien nu de heffingsbevoegdheid over de betreffende pensioeninkomsten ingevolge deze wetswijziging aan België toekomt, is actie vereist om de ten onrechte ingehouden Nederlandse loonbelasting terug te bekomen.

De ingehouden Nederlandse loonbelasting kan in beginsel in de Nederlandse aangifte inkomstenbelasting 2021 worden verrekend. Om inhouding van Nederlandse loonbelasting over toekomstige uitkeringen te voorkomen, kan via een speciaal daarvoor bestemd formulier een vrijstelling van inhouding worden aangevraagd.  

Men kan zich evenwel ernstige vragen stellen over de retroactiviteit die vervat zit in de nieuwe bepaling. Het is immers onzeker of de huidige uitkeringen die gebaseerd zijn op een opbouw met bijdragen gestort in het verleden op een ogenblik dat zij nog beschouwd konden worden als een definitief verworven bezoldiging (vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetsbepaling), nu nog belast zouden kunnen worden als een pensioen.