Deze website maakt gebruik van cookies. Op deze manier kunnen we u een meer gepersonaliseerde dienstverlening bieden. Door het gebruik van deze website gaat u akkoord met het feit dat wij 'cookies' gebruiken. Lees onze privacy policy voor meer informatie over het gebruik van cookies en hoe u deze kunt deleten en blokkeren.
  • Geen dubbele successierechten meer op buitenlandse roerende goederen in België
Artikels:

Geen dubbele successierechten meer op buitenlandse roerende goederen in België

30 november 2021

Bij overlijden van een Belgisch rijksinwoner zal zijn (netto)wereldwijd vermogen onderhevig zijn aan Belgische successierechten (Wallonië en Brussel) of erfbelasting (Vlaanderen). Zowel de goederen die zich in België bevinden als de goederen in het buitenland zullen bijgevolg belast worden. Dit kan tot dubbele belasting leiden wanneer de erfgenaam ook in het buitenland belasting op een erfenis moet betalen op het aldaar aanwezige goed. Om hieraan tegemoet te komen voorziet de Belgische wetgever in een verrekening van de buitenlandse belasting op de onroerende goederen (art. 17 W. Succ., art. 2.7.5.0.4 VCF). Dit is niets nieuws onder de zon. Maar wat als een erflater met woonplaats in België roerende goederen nalaat in het buitenland?

Verrekening onder het huidige recht

Artikel 17 van het Wetboek Successierechten voorziet in een mildering via een mechanisme van verrekening. De Vlaamse Codex Fiscaliteit (‘VCF’) heeft dit principe geïncorporeerd in artikel 2.7.5.0.4 VCF. Volgens deze bepaling worden de Belgische successierechten immers verminderd met de belasting die geheven is in het land waar het onroerend goed gelegen is. De vermindering mag nooit meer bedragen dan het pro rata van de in België verschuldigde successierechten dat betrekking heeft op het buitenlands onroerend goed. Als de in het buitenland betaalde belasting op erfenissen meer bedraagt dan de Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed, dan zijn er geen Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed verschuldigd. Bedraagt de in het buitenland betaalde belasting op erfenissen minder dan de Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed, dan is voor de Belgische successierechten enkel het verschil in méér verschuldigd. 

Deze verrekening kan wel enkel spelen als er ook effectief belasting is geheven en betaald in het buitenland. De erfgenamen zullen aan de Belgische fiscus de volgende documenten moeten voorleggen: 1) een gedateerd betalingsbewijs van de in het buitenland betaalde belasting 2) een door de buitenlandse fiscus eensluidend verklaard afschrift van de aangifte en de berekening van de buitenlandse belasting.

Bovenvermeld verrekeningsmechanisme geldt niet voor roerende goederen. Bij overlijden van een Belgisch rijksinwoner met buitenlands roerend vermogen bestaat bijgevolg het risico op dubbele belasting. Een Belgisch rijksinwoner die bijvoorbeeld aandelen in een Spaanse vennootschap of een Spaanse bankrekening erft, zal – behoudens enige vrijstelling of vermindering - zowel belasting verschuldigd zijn in Spanje als in België.

Kan een Belgisch rijksinwoner op geen andere manier dubbele belasting vermijden op buitenlands roerend vermogen dat hij erft? In sommige gevallen zal de Belgische rijksinwoner zich kunnen beroepen op een verdrag. Helaas heeft België enkel een verdrag met Frankrijk en Zweden tot voorkoming van dubbele aanslag inzake belastingen op erfenissen. Wanneer de buitenlandse belasting op het roerend vermogen de aard heeft van een vermogensbelasting (boedelbelasting die voorafgenomen wordt op de nalatenschap) en niet van een successierecht in de strikte zin (die geheven wordt op wat elke erfopvolger persoonlijk erft), dan mag die buitenlandse belasting wel opgenomen worden in het passief van een nalatenschap (waardoor de belastbare grondslag vermindert). Onder andere de US Federal Estate Tax, de Canadese Estate Tax en de Britse Inheritance Tax worden als ‘boedelbelasting’ aanzien.

Het Grondwettelijk Hof oordeelt tot discriminatie

Naar aanleiding van een rechtzaak heeft het Belgisch Grondwettelijk Hof geoordeeld dat het verschil op een objectief criterium berust maar niet langer redelijk verantwoord is. Het Hof besluit dat artikel 17 van het Wetboek Successierechten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet “voor zover het niet erin voorziet dat als de nalatenschap van een Belgisch rijksinwoner ook in het buitenland aangehouden roerende goederen omvat, de in België opvorderbare successierechten op die goederen verminderd worden met de buitenlandse successierechten op die goederen”. Het Grondwettelijk Hof benadrukt dat rechters in komende of hangende gedingen zelf mogen beslissen om het verrrekeningsmechanisme ook toe te passen op de in het buitenland gelegen roerende goederen.

Het Hof spreekt zich niet uit over artikel 2.7.5.0.4 VCF in Vlaanderen. Het hoeft geen betoog dat dezelfde redenering hier opgaat.   

Vlabel volgt

De Vlaamse Belastingdienst (‘Vlabel’) heeft in een recent standpunt bevestigd dat zij in fase taxatie, bezwaar of in geval van verzoek tot ambtshalve ontheffing (desgevallend ook buiten de termijn van 5 jaar) zal rekening houden met de voormelde rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Belastingplichtigen zullen bijgevolg ook teruggave kunnen vorderen van in het verleden betaalde erfbelasting. 

In navolging van dit arrest en in afwachting van een decretale oplossing zal Vlabel de in artikel 2.7.5.0.4 VCF gebruikte term “erfbelasting” in de ruime zin interpreteren, m.a.w. in de zin van “belasting geheven omwille van het overlijden”. Hierdoor heft Vlabel haar standpunt op waardoor de buitenlandse vermogensbelasting (de boedelbelasting die voorafgenomen wordt op de nalatenschap) niet langer mag worden opgenomen in het passief van een nalatenschap. 

Logischerwijze zal de verrekening slechts mogelijk zijn voor zover de betrokken roerende goederen werden aangegeven of toegevoegd aan het actief van de nalatenschap voor de berekening van de erfbelasting.

De praktijk zal verder uitwijzen hoe Vlabel haar standpunt in de praktijk zal toepassen, en hoe zij zal omgaan met een vraag tot teruggave van in het verleden betaalde erfbelasting. Voor de teruggave (‘ambsthalve ontheffing’) geldt in principe een termijn van 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de erfbelasting is gevestigd. 

Besluit

In navolging van het arrest van het Grondwettelijk Hof zullen niet alleen onroerende maar ook roerende buitenlandse goederen kunnen genieten van het verrekeningsmechanisme (art. 17 W. Succ.; art. 2.7.5.0.4 VCF) teneinde dubbele belasting te vermijden.

Tot op heden is er geen wetsbepaling die dubbele belasting op erfenissen op in het buitenland gelegen roerende goederen verhindert (met uitzondering van het verdrag met Frankrijk en de ‘boedelbelasting’ die in Brussel en Wallonië nog mag opgenomen worden in het passief van de nalatenschap). 

De wetboeken - zowel federaal als in Vlaanderen - zullen in overeenstemming gebracht moeten worden met het arrest van het Grondwettelijk Hof. In afwachting hiervan heeft Vlabel reeds laten weten rekening te houden met voormelde rechtspraak. 

Gevolgen voor de Nederbelg?

Het arrest van het Grondwettelijk Hof leidt ertoe dat de erfgenamen bij overlijden van een Nederbelg – een Belgisch rijksinwoner met de Nederlandse nationaliteit - die roerende goederen buiten België in bezit had, moeten kunnen genieten van het verrekeningsmechanisme in België teneinde dubbele belasting over die roerende goederen te vermijden. In de praktijk zal bij overlijden van een Nederbelg een beroep op het verrekeningsmechanisme in België ter voorkoming van dubbele erfbelasting – in relatie tot roerende zaken in Nederland – niet nodig blijken te zijn omdat in die situatie in beginsel geen sprake zal zijn van dubbele erfbelasting. 

Een bijzondere situatie doet zich echter voor wanneer de Nederbelg binnen tien jaren na zijn of haar emigratie uit Nederland overlijdt. In dat geval wordt de Nederbelg voor de Nederlandse erfbelasting - krachtens fictie - geacht ten tijde van zijn overlijden in Nederland te hebben gewoond. Dit heeft tot gevolg dat het wereldwijde vermogen van de Nederbelg bij zijn overlijden ook in de Nederlandse heffing van erfbelasting wordt betrokken. Dit kan voor de Nederbelg tot dubbele belasting leiden, omdat hij of zij dan zowel in België (als inwoner) als in Nederland (als fictief inwoner op basis van nationaliteit) successierechten verschuldigd is over zijn wereldwijde vermogen. Er is dan – behoudens enige vrijstelling of vermindering – over hetzelfde vermogen zowel belasting verschuldigd in Nederland als in België.

Zoals gezegd, heeft België geen verdrag met Nederland gesloten voor de voorkoming van dubbele erfbelasting. Vanuit internationaal aanvaarde uitgangspunten bij voorkoming van dubbele erfbelasting heeft Nederland hier een zwakker heffingsrecht (heffing op basis van nationaliteit) en kent België hier het sterkste heffingsrecht (heffing op basis van woonplaats). Nederland zal daarom eenzijdig een vermindering van de betaalde Belgische erfbelasting verlenen. De vermindering wordt gegeven door middel van verrekening (tot maximaal nihil) van de Belgische erfbelasting. In deze bijzondere situatie zal – door het sterkere heffingsrecht van België - niet worden toegekomen aan het verrekeningsmechanisme in België. Een oplossing voor de dubbele heffing wordt immers verleend vanuit Nederland.